18126 |
syfilis |
druiper:
dreiper (Q003p Genk)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
30838 |
taai, hard leer |
oud leer:
āt lę̄r (Q003p Genk)
|
Taai en hard leer van minder goede kwaliteit. [N 60, 11]
II-10
|
25651 |
taai-taaiplank |
taai-taaivorm:
tājtājvɛrm (Q003p Genk)
|
Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.]
II-1
|
20891 |
tabak |
toebak:
dèè is nog geen pijp toubik wèèrd: dat is niets waard
toubik (Q003p Genk)
|
tabak
III-2-3
|
20577 |
tabakspruim |
rolletje:
rolleke (Q003p Genk),
rolletjenade:
rollekenoad (Q003p Genk),
sjiek:
sjiek (Q003p Genk)
|
pruim van tabak || rol pruimtabak || saus voor gerolde pruimtabak
III-2-3
|
30901 |
tack |
tacksje:
tɛtskǝ (Q003p Genk)
|
Het kleine, puntige, kantige taaie spijkertje met betrekkelijk grote kop, dat onder andere gebruikt wordt om het bovenleer voorlopig op de zool vast te maken, totdat die met pekdraad geregen is. Tacks zijn er in diverse maten. Volgens de informant van K 353 zijn semences heel kleine, scherpe, vierkantige spijkertjes met of zonder kop. Tack is een Engelse benaming. Het meervoud tacks wordt door de schoenmaker wel eens als een enkelvoud ge√Ønterpreteerd. Vandaar dat er meervoudsvormen voorkomen als taksǝ en tksǝ. De tacks van verschillende lengten en ook wel andere spijkertjes zoals steekstiften, rivets en haknagels, worden in een speciale, draaibare tacksenbak bewaard. Deze komt men bij veel schoenmakers tegen. Zie afb. 15. [N 60, 202b; N 60, 202c; N 60, 101; N 60, 201a; N 60, 235; N 60, 235a]
II-10
|
28802 |
taf |
tafta:
tafta (Q003p Genk)
|
Lichte, geheel uit gekookte zijde geweven, effen stof. [N 62, 96; N 59, 201; MW]
II-7
|
19667 |
tafel |
tafel:
to.fəl (Q003p Genk),
tofəl (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
tōfəl (Q003p Genk)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
toͅfəlmɛs (Q003p Genk)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
poot:
put (Q003p Genk)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|