28537 |
bolletjes stuifmeel |
klompjes:
klempkǝs (Q003p Genk)
|
Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94]
II-6
|
25583 |
bolrijs |
gaantijd:
gø̜̄ntęjt (Q003p Genk)
|
De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a]
II-1
|
33500 |
bolster van de okkernoot |
dolster:
dolster (Q003p Genk),
groen:
grien (Q003p Genk),
notenschaal:
noeutenschaol (Q003p Genk)
|
bolster (van) [ZND 33 (1940)]
I-7
|
21009 |
bolster van een noot |
sloester:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
slooster (Q003p Genk)
|
loze noot [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
iene pèls (Q003p Genk),
ne pels (Q003p Genk),
nəm pEls (Q003p Genk),
pels (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
pèls (Q003p Genk),
ənə peͅls (Q003p Genk)
|
pels || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bont ɛm blōw gəslaogə (Q003p Genk),
groen en blauw houwen:
green en bloo gehauwt (Q003p Genk),
green en bloo gehut (Q003p Genk),
groen en blauw slaan:
grien en bloo gesloagen (Q003p Genk),
half kreupel slaan:
hauwf kruəpəl gəsluən (Q003p Genk),
scheef en scheel houwen:
šeͅif ən šēͅl gəhauwt (Q003p Genk),
zwart en blauw slaan:
zwat en blo geslagen (Q003p Genk)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwartkop:
zwartkǫp (Q003p Genk)
|
[N 3A, 128]
I-11
|
22552 |
boog |
boog:
bo.g (Q003p Genk),
boog (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
bōōgg (Q003p Genk),
ene boohch (Q003p Genk),
center:
sɛndǝr (Q003p Genk)
|
1. AN Boog. || boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
II-9, III-3-2
|
28414 |
boogkorf |
huifkaar:
howfkǭr (Q003p Genk)
|
Langwerpige korf maar boogvormig aan de bovenzijde in de vorm van een broodtrommel, van stro gemaakt en met riet genaaid. De boogkorf is een tussenvorm tussen de oude, ronde strokorf en de moderne bijenkast. Een typisch voorbeeld van een boogkorf is de Gravenhorster boogkorf, die van stro over een mal gevlochten wordt en al naar gelang de grootte 9, 12 of 16 boograampjes bevat, welke in de kop van de korf door een zaag op de juiste afstand worden gehouden en van onderen met oognagels in de korfwand worden vastgezet (De Roever, pag. 170-171). De ramen zijn beweegbare, houten kaders die men naar believen uit de korf kan nemen of terugplaatsen. Een nadeel is dat, wanneer de vlechter niet al te minutieus heeft gewerkt of wanneer de korf door zijn gewicht gaat doorzakken, de raampjes niet meer uitneembaar zijn. Het principe van de Gravenhorster boogkorf is, dat hij is ontstaan door de combinatie van het goedkope materiaal stro en de voordelen van de losse bouw, namelijk ramen. [N 63, 3d; N 63, 2b; N 63, 3c]
II-6
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schutten (mv.):
Algemeen.
de schutte (Q003p Genk),
schutterij:
sjètterij (Q003p Genk)
|
een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] || Schutterij.
III-3-2
|