22342 |
vuistslag op de rug |
vuistjonk:
vaostjoenk (Q003p Genk)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
28119 |
vuldoek |
scheren van winddoek:
scheren van winddoek (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Jute weefsel dat wordt gebruikt voor het tegenhouden van de opvulling. Volgens een invuller uit Q 121 was het "blaaslijnen" een doek dat op de Domaniale mijn in de lengte van de pijler verticaal werd opgehangen als begrenzing voor de stenen. De "afslag" die men op de vier Oranje-Nassaumijnen kende, was volgens de respondent uit Q 113 verstevigd met dunne houtstijlen. [N 95, 565; N 95, 563; monogr.]
II-5
|
28116 |
vulschop |
einde van de blaasleiding:
einde van de blaasleiding (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.]
II-5
|
28114 |
vultrechter |
trechter van de blazer:
trechter van de blazer (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder])
|
De vultrechter, onderdeel van de blaasmachine, waarin het opvulmateriaal gestort wordt. [N 95, 558]
II-5
|
19544 |
vuursteen |
vonkensteentje:
vonkensteentje (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De vuursteen uit het ontstekingsmechanisme van de veiligheidslamp. [N 95, 245; monogr.]
II-5
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vīərtaŋ (Q003p Genk)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
30004 |
vuurvaste mortel |
vuurvaste mortel:
vījǝrvostǝ mortǝl (Q003p Genk)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
29814 |
vuurvaste stenen |
vuurvaste stenen:
vī̄jǝrvostǝ stēn (Q003p Genk)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25508 |
vuurvaste tegels |
plaveien:
plęvēn (Q003p Genk)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
waeë (Q003p Genk)
|
waaien
III-4-4
|