19658 |
wasgoed |
wasgoed:
wasgoed (Q003p Genk)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)]
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
speld:
spɛlən (Q003p Genk),
wasspeld:
wasspɛl (Q003p Genk),
wasspijtje:
wasspeͅi̯kə (Q003p Genk)
|
klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] || langvormig spieke om de was op de koord te hechten. In onbruik geraakt door de wasspeld (+ afb.) || wasspeld, wasknijper
III-2-1
|
28671 |
waskoek |
geperste wasklot:
geperste wasklot (Q003p Genk)
|
Vorm waarin de gezuiverde was wordt geknepen of geperst. Wanneer men de gezuiverde was met de hand bewerkt, ontstaat voornamelijk een bolvorm. Indien men de gezuiverde was machinaal perst, verkrijgt men een koek- of broodvorm. [N 63, 121d; N 63, 121e; monogr.]
II-6
|
19715 |
waslijn |
wasdraad:
was˂drot (Q003p Genk)
|
wasdraad, waslijn
III-2-1
|
25487 |
waslokaal |
lavoir:
lavoir (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71]
II-5
|
32545 |
wasmand |
wasmand:
wasmān (Q003p Genk)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
28567 |
wasmot |
wasmot:
wasmot (Q003p Genk)
|
Vlinderachtig insect dat zijn eieren legt op wasraten, zodat de made zich kan voeden met was en broed. Voor het bijenvolk is de wasmot de belangrijkste vijand. Er zijn verschillende soorten wasmotten, maar in Nederland komen vooral voor de kleine wasmot, Achroia grisella, en de grote, Galleria mellonella (De Roever, pag. 412). Het wasmotvrouwtje legt eitjes in raat en bijenwoning. De hieruit gekomen larven vreten alles op wat zij kunnen vinden. Naast de wasmot zijn voor de bij schadelijke insecten de bijenwolf of graafwesp, de spin, wesp, bijenluis, doodskopvlinder en mier. Tegenwoordig is de varoa-mijt zeer gevreesd. Voor de bij schadelijke vogels zijn vooral koolmees, specht en zwaluw. Van de overige dieren kunnen spitsmuis, kat, pad, slak, egel en hen schadelijk zijn. In N 63, 70 werd gevraagd naar een bestrijdingsmiddel tegen wasmot. Volgens de informanten zijn beproefde remedies: de kast of korf afzwavelen, motteballen erin hangen, werken met paradichloorbenzine en ijsazijn of inwrijven met notebladeren. Ieder schadelijk aspect moet echter op eigen wijze bestreden worden. [N 63, 69a; N 63, 69b; N 63, 69c; N 63, 70; Ge 37, 200]
II-6
|
27125 |
wasserij |
kolenlavoir:
kolenlavoir (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale])
|
Plaats waar de kolen gewassen worden. Het wasproces heeft tot doel de stenen van de kolen te scheiden. [N 95, 13; Vwo 472; Vwo 851; Vwo 852; monogr.]
II-5
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
bassin:
‘ moet eigenlijk ] met een nasaleringsteken zijn
bəšeͅŋ (Q003p Genk)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wǫtǝrblōs (Q003p Genk)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|