17864 |
wiebelen |
wiegelen:
wiggelen (Q003p Genk)
|
Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen, waggelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜ǝ (Q003p Genk)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
wieg (Q003p Genk),
wiegh (Q003p Genk)
|
wieg || wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33056 |
wiekenstel van de pikbinder |
pikker:
pekǝr (Q003p Genk),
vleugel:
vliǝgǝl (Q003p Genk)
|
Constructie van latten die de halmen over het mes van de pikbinder neerbuigt. [N J, 4b; monogr.]
I-4
|
34574 |
wiel |
rad:
rǭ.t (Q003p Genk),
rǭt (Q003p Genk),
meervoud
r˙ǭr (Q003p Genk),
radje:
verkleinwoord
rɛ̄.rkǝ (Q003p Genk)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
karreep:
kārrīǝ.p (Q003p Genk),
reep:
rī.ǝp (Q003p Genk)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
32813 |
wielen van de cultivator |
raadje:
rē̜tšǝ (Q003p Genk),
rader:
rǭr (Q003p Genk)
|
De wielcultivator, die van achteren steeds twee wielen heeft, wordt van voren ondersteund door een klein zwenkwiel ofwel - en dan betreft het meestal een zwaarder model - door een tweewielig voorstel. [N 11, 78a add.; N 11IA, 151; monogr.]
I-2
|
32669 |
wielen van de voorploeg |
rader:
rǭ.r (Q003p Genk)
|
[N 11, 31.II.b add.; monogr.]
I-1
|
22412 |
wielerwedstrijd |
koers:
koers (Q003p Genk)
|
snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24276 |
wielewaal |
wiewaal:
wiewoal (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
wielewaal
III-4-1
|