19835 |
wonen |
huizen:
hoͅu̯zə (Q003p Genk),
wonen:
wunə (Q003p Genk)
|
huizen, samenwonen || wonen
III-2-1
|
22722 |
woonwagen |
barak:
brak (Q003p Genk)
|
Barak, woonwagen.
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
wu:ərt (Q003p Genk)
|
woord [RND]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
angelen:
aŋǝlǝ (Q003p Genk),
angels:
a.ŋǝls (Q003p Genk)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
gemaaiesteekt:
gəmoͅəstijəkt (Q003p Genk),
gemaaisteekt:
gemoaistiehkt (Q003p Genk),
gəmōͅi̯stīkt (Q003p Genk),
maaistekig:
moaistiehkig (Q003p Genk)
|
wormstekig || wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
saucijs:
sesiehs (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
worst:
woͅs (Q003p Genk)
|
saucice || worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
pankrassen:
Vloerevege met de tegenstander.
pankrasse (Q003p Genk),
worstelen:
worsele (Q003p Genk),
wrusselen:
frousele (Q003p Genk),
frŏuselen (Q003p Genk)
|
de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)], [N 112 (2006)] || Worstelen als spel. || Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22956 |
worstelen add. |
lutte amricaine (fr.):
[Vloerevege met de tegenstander]?
lutte americain? (Q003p Genk)
|
de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q003p Genk)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33720 |
wortels rooien |
uittrekken:
ǫu̯ttrɛkǝ (Q003p Genk)
|
Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
I-8
|