e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zetten zetten: zaĕtten (Genk) zetten [ZND m] III-1-2
zeug met biggen zoog: zuǝx (Genk) Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.] I-12
zeven met de handzeef zeven: zē.vǝ (Genk), zēvǝ (Genk) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zeverij kolenzeverij: kolenzeverij (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]) Plaats waar de kolen gezeefd worden. [N 95, 14; monogr.] II-5
zich aankleden aandoen: oandoehn (Genk) zich aankleden III-1-3
zich aanstellen het hoog in de bol hebben: de het et hoeg in de bol (Genk), hoeg in de bol hebben (Genk) zich aanstellen [N 102 (1998)] III-3-1
zich bemoeien met affaire hebben met: heb ik geen affaire mit (Genk), bemoeien: bemoeie (Genk) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen (het) staat onder zich in: stē.t ˱ǫ.nǝr zex˱ ę.n (Genk) [N 8, 75 en 79] I-9
zich haasten zich spoeden: ō.s spuiə (Genk), spoejen (Genk) Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon kakmadam: vrouw  kakmadam (Genk), kale schijter: man  kale schijter (Genk) bekakt praten [N 102 (1998)] III-1-4