17826 |
zetten |
zetten:
zaĕtten (Q003p Genk)
|
zetten [ZND m]
III-1-2
|
34311 |
zeug met biggen |
zoog:
zuǝx (Q003p Genk)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
33146 |
zeven met de handzeef |
zeven:
zē.vǝ (Q003p Genk),
zēvǝ (Q003p Genk)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
27708 |
zeverij |
kolenzeverij:
kolenzeverij (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale])
|
Plaats waar de kolen gezeefd worden. [N 95, 14; monogr.]
II-5
|
18581 |
zich aankleden |
aandoen:
oandoehn (Q003p Genk)
|
zich aankleden
III-1-3
|
21772 |
zich aanstellen |
het hoog in de bol hebben:
de het et hoeg in de bol (Q003p Genk),
hoeg in de bol hebben (Q003p Genk)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21298 |
zich bemoeien met |
affaire hebben met:
heb ik geen affaire mit (Q003p Genk),
bemoeien:
bemoeie (Q003p Genk)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(het) staat onder zich in:
stē.t ˱ǫ.nǝr zex˱ ę.n (Q003p Genk)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
ō.s spuiə (Q003p Genk),
spoejen (Q003p Genk)
|
Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
kakmadam:
vrouw
kakmadam (Q003p Genk),
kale schijter:
man
kale schijter (Q003p Genk)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-1-4
|