27656 |
controlerend geneesheer |
controledokter:
kǫntrǫldǫktǝr (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
De controlerende geneesheer die de mijnwerker al of niet genezen en gezond verklaarde. Volgens de informant van Q 113 gebeurde dit "gezond verklaren" nogal vlot. [N 95, 953]
II-5
|
33917 |
cornage |
cornard (adj., fr.):
kanār (Q003p Genk)
|
Cornage of chronische dempigheid is kwaadaardiger dan dempigheid. Ze is ongeneeslijk. De doorstroming van de lucht wordt belemmerd door een vernauwing van het strottenhoofd, veroorzaakt door een verlamming van de zenuwen die de stembanden bedienen. De in- en uitademing gaat gepaard met een piepend geluid. [JG 1b; A 48A, 38b; N 8, 87 en 88; N 52, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
27927 |
cric |
cric:
cric (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
Werktuig waarmee schuifstijlen onder het dak worden geplaatst. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Schuifstijl. [N 95, 348; N 95, 760 add.]
II-5
|
28752 |
crÊpe de chine |
crêpe de chine:
kręp dǝ šin (Q003p Genk)
|
Zijden of kunstzijden japonstof met normaal gedraaide ketting en een inslag van afwisselend 2 recht en 2 links overdraaide garens. De binding is effen (Bonthond s.v. ø̄crêpe de chineø̄). [N 62, 76; N 62, 98; N 59, 201]
II-7
|
28753 |
crÊpe georgette |
crêpe georgette:
kręp žoržɛt (Q003p Genk)
|
Zijden, kunstzijden of kamgaren weefsel met overdraaide ketting- en inslagdraden. Effen binding (Bonthond s.v. ø̄crêpe-georgetteø̄). [N 62, 75c; N 62, 75d; N 62, 76; N 59, 201]
II-7
|
32810 |
cultivator, extirpator |
extirpator:
ɛkspā.tǝr (Q003p Genk)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
daaps:
joaps (Q003p Genk),
daps:
daps (Q003p Genk),
jo.ps (Q003p Genk),
stopper:
stòpper (Q003p Genk),
ook ZND 1u, 30
stōfər (Q003p Genk)
|
daas, paardenvlieg [ZND 01 (1922)] || daas, steekvlieg || insect dat koeien steekt 1 [Goossens 1a (1955)] || insect dat koeien steekt 2 [Goossens 1a (1955)]
III-4-2
|
28417 |
dadantkast |
dadantbladkast:
dadantbladkast (Q003p Genk)
|
Soort bijenkast. Dadant, een bijenteler in de Verenigde Staten, heeft een kast ontworpen die een compromis is tussen een Quinbykast en een Langstrothkast. Een gemiddeld Dadantraam is 476 mm breed/lang en 286 mm hoog. [N 63, 3a; N 63, 9]
II-6
|
27610 |
dagdienst |
dagpost:
dagpost (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden, Zwartberg])
|
In het algemeen, ook in de Belgische mijnen (Defoin pag. 209), de dienst van 6 uur in de morgen tot 2 uur in de middag. Volgens een informant van Q 121 begon de dagdienst op de Domaniale mijn na de oorlog om 7 uur en eindigde om 3 uur in de middag. De informant van L 417 vermeldt dat deze dienst op de mijnen Zwartberg en Waterschei plaatsvond van 8 uur tot 4 uur in de middag. De dienst werd aangegeven met een bepaald soort penning; zie hiervoor de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 116; monogr.; Vwo 304; Vwo 531; Vwo 532]
II-5
|
30114 |
dagwijdte |
opening:
ōwǝpǝneŋ (Q003p Genk)
|
De afstand tussen de twee zijkanten van de muuropening, waarover de boog wordt gemetseld. [N 32, 17c]
II-9
|