e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doel bij verstoppertje spelen pot: de pot roake (Genk) het doel bij het verstoppertje spelen [buut] [N 112 (2006)] III-3-2
doelman keeper (eng.): kepər (Genk), Vgl. kippe: 3. Doel verdedigen.  kipper (Genk) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] || Doelwachter. III-3-2
doelpunt goal (eng.): gōl (Genk) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doffer, mannelijke duif duif: douf (Genk), haan/hoorn: hoen (Genk), hoorn: hore (Genk), hūrn (Genk), hūərə (Genk), horen: hūərə (Genk) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dokter dokter: doktər (Genk), dŏŏktŏĕĕr (Genk), dəktu.ər (Genk) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dokteren meesteren: mééstere (Genk) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)] III-1-2
dom stom: stòm (Genk), stommetig: stòmmetig (Genk) dom || heel stom III-1-4
domme man toetuil: uitgespr. toeht-eil  toehteil (Genk) dommerik III-1-4
domme vrouw sukkelkont: ¯n siggelkont van e vromes  siggelkont (Genk) sukkel van vrouw III-1-4
dompelen duwen: in t waoter dauwe (Genk), in het water duwen: in ⁄t waoter dauwe (Genk, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4