27573 |
administratief personeel |
gatlikkers:
gatlikkers (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden]),
jan-mijn-voetesen:
jan-mijn-voetesen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei]),
kaderpersoneel:
kaderpersoneel (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kemelsbende:
kemelsbende (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits]),
klootmajoors:
klōtmajors (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei]),
pennelekkers:
pennelekkers (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979]
II-5
|
28504 |
afbijten van koninginnecellen |
afbijten:
ǭfbęjtǝn (Q003p Genk)
|
Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65]
II-6
|
27880 |
afbikken |
stenen afkloppen:
stenen afkloppen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Domaniale])
|
Loshangende stenen verwijderen die na het bewerken van het gesteente aan de zijwand of het dak van de mijngang zijn blijven zitten. [N 95, 450; N 95, 298; monogr.; Vwo 24; Vwo 40; Vwo 55]
II-5
|
27312 |
afdalen |
naar onder gaan:
naar onder gaan (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41]
II-5
|
27728 |
afdeling |
divisie:
divisie (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
27227 |
afdelingsopzichter |
conducteur:
conducteur (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37]
II-5
|
29049 |
afdunnen |
uitpluizen:
uitpluizen (Q003p Genk),
uittrekken:
uittrekken (Q003p Genk)
|
Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a]
II-7
|
28613 |
afgejaagd volk |
afgejaagd volk:
ǭfgǝjǭxt vǫlk (Q003p Genk)
|
Het door jagen verkregen volk bijen dat met de koningin in de jaagkorf is terechtgekomen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 90; N 63, 88c; monogr.]
II-6
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgeroomde melk:
ǫfxǝromdǝ męlǝk (Q003p Genk),
ǭfxǝrōmdǝ mɛlk (Q003p Genk),
aflaat:
ō.flot (Q003p Genk),
ǭflot (Q003p Genk),
ǭflǫt (Q003p Genk),
fluitjesmelk:
flētjǝsmɛlk (Q003p Genk),
flētšǝsmęlǝk (Q003p Genk),
flętjǝsmølk (Q003p Genk)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
29035 |
afglanzen |
aflusteren:
afløstǝrǝn (Q003p Genk)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|