e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feest feest: feest (Gennep) De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)] III-3-2
feesten feesten: feeste (Gennep) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
fiets fiets: fiets (Gennep) fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] III-3-1
fietsen fietsen: fĭĕtsə (Gennep) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijne zeef, voor pootaardappelen peuterzift: pø̄tǝrzeft (Gennep) De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b] I-5
fijnste zeef, uitschotzeef krielenzift: krīlǝzeft (Gennep) Soms is er nog een derde, onderste zeef, waar het "uitschot", de zeer kleine aardappelen en stukken aardappel worden afgezonderd van het afval en de losse aarde. [N 12, 34c] I-5
filiaal filiaal (<fr.): filiaal (Gennep) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
flauw flauw: flaow (Gennep), flauw (Gennep) flauw, smakeloos [RND] || niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flāūw vallə (Gennep) zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje flensje: flĕnske (Gennep), koekje: kŭŭkskə (Gennep), kykskə (Gennep) flensje [SGV (1914)] || flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3