e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hinkelen pothinkelen: is pothinkelen AN?  póthi.nkele (Gennep), Pothi.nke, pothi.nkte, gepothi.nkt.  pothi.nk(el)e (Gennep), Pothi.nkele, pothi.nkelde, gepothi.nkeld.  pothi.nk(el)e (Gennep), pothinken: pothinken (Gennep), is pothinkelen AN?  póthi.nke (Gennep) / [SND (2006)] || hinkelspel [VC 10] || Pothinkelen, hinkelen in vakken. III-3-2
hinkelperk hinkelpot: hi.nkelpot (Gennep) Hinkelbaan. III-3-2
hinken hinken: heenkə (Gennep), hunke (Gennep) hinken, op een been springen [SGV (1914)] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hinniken hinniken: henǝkǝ (Gennep) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard hobbelpaard: /  hobbelpèèrd (Gennep), houteren paard: /  hö.ltere pèèrd (Gennep) hobbelpaard [SND (2006)] || hpiten paard [SND (2006)] III-3-2
hoed (alg.) hoed: hoe.d (Gennep), hōēt (Gennep), hô:t (Gennep) hoed [RND], [SGV (1914)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hyjǝ (Gennep), højǝ (Gennep), hø̄jǝ (Gennep), weiden: węi̯jǝ (Gennep) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: huf (Gennep, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoef van de koe schoen: sxūǝn (Gennep) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefijzer hoefijzer: huf˱īzǝr (Gennep), ijzer: īzǝr (Gennep) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11