32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
īzǝrǝ [eg] (L164p Gennep)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gavel:
gāvǝl (L164p Gennep),
hooivork:
[hooi]vø̜rǝk (L164p Gennep)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
schephaak:
sxeͅphōͅk (L164p Gennep)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
iellustrasie (L164p Gennep),
prentje:
prēntjə (L164p Gennep)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] || illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
in grote haast:
ien grootən hòst (L164p Gennep)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21752 |
in beslag nemen / beslag leggen op |
beslag leggen:
bəslàg leggə (L164p Gennep)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kisten (L164p Gennep),
kistə (L164p Gennep)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
29456 |
in de kleimolen bewerken |
leem malen:
lēm mǭlǝ (L164p Gennep)
|
De klei met behulp van de kleimolen snijden en mengen. Deze werkzaamheden bevorderen de plasticiteit en doorkneedbaarheid van de klei. [N 49, 17b]
II-8
|
33613 |
in de moestuin werken |
tuinieren:
tuiniere (L164p Gennep)
|
[N P (1966)]
I-7
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
troeven:
trōēvə (L164p Gennep)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|