20378 |
introuwen |
inkruipen:
ienkruupe (L164p Gennep),
introuwen:
introwwe (L164p Gennep)
|
gaan inwonen, gaan samenwonen, introuwen || na het huwelijk gaan inwonen, introuwen
III-2-2
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
poͅt (L164p Gennep)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29530 |
inzetgat |
inloopgat:
inlǭp˲gat (L164p Gennep)
|
Het gat in de ovenwand waarlangs de te bakken produkten in de oven worden geplaatst. [N 49, 71b; monogr.]
II-8
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zaalte (L164p Gennep),
zāltə (L164p Gennep)
|
zouten || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormèèrt (L164p Gennep)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
bovengedeelte van een japon; kort hesje || jak [SGV (1914)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
afgunstig (L164p Gennep),
jaloers:
jeloers (L164p Gennep),
sjaloers (L164p Gennep)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
jam:
jam (L164p Gennep),
marmelade:
màrmelààde (L164p Gennep)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19039 |
jammer |
zonde:
(de u is lang).
et is sunt (L164p Gennep)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
20763 |
jan in de zak |
pofjan in de zak:
Syst. Eijkman
pofjan īn də zak (L164p Gennep)
|
Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|