e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaars kaars: kēͅrs (Gennep) kaars [RND] III-2-1
kaarsenbak kaarsenbak: keͅrsəbak (Gennep) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper domper: domper (Gennep) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaart met prentje prentje: prēntjə (Gennep) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: k^oͅ.rtə (Gennep), welk kaartspel bedoeld is kan ik niet zien  kaorte (Gennep) kaarten [RND], [SND (2006)] III-3-2
kaarten voor geld om geld spelen: øm gɛ̄lt sp"lə (Gennep) Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaas kaas: kēͅs (Gennep), kés (Gennep), kês (Gennep) kaas [RND], [SGV (1914)] III-2-3
kaatsen met de bal spelen: mitən bal spø.lə (Gennep) kaatsen [RND] III-3-2
kaatsen (ballen) ballen: balə (Gennep) Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kabouter aardmannetje: èrtmĕnneke (Gennep), kabouter: kabouter (Gennep) kabouter [SGV (1914)] III-3-3