20186 |
lijkstro |
lijkstrooi:
die ligt ook haost op t liekstroj"; van iemand die niet lang meer te leven heeft
liekstroj (L164p Gennep),
lijkstro; op een tafel, waarop men stro heeft gelegd (daaroverheen vaak een laken), opgebaard
liekstroj (L164p Gennep)
|
lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
krapje:
krébke (L164p Gennep),
streep:
strēp (L164p Gennep),
Bïj t knikkere beginde mit de vuu.t achter de streep.
streep (L164p Gennep)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)] || Op de grond getrokken streep, krasje. || Streep.
III-3-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijnzaad:
linzǭt (L164p Gennep)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzaadmeel:
linzǫtmɛǝl (L164p Gennep)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
krallenbeer:
krallebèèr (L164p Gennep),
kransbeer:
kra.nsbèèr (L164p Gennep)
|
lijsterbes
III-4-3
|
20492 |
likken |
lekken:
lekken (L164p Gennep),
lèkkə (L164p Gennep)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
Syst. Eijkman
steŋkkēͅs (L164p Gennep)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20904 |
limonade |
limonade:
limonade (L164p Gennep)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
24486 |
linde |
linde:
liende (L164p Gennep)
|
lindeboom
III-4-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
liendeblad (L164p Gennep)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|