e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
monnik monnik: m¨nnik wordt ook een in de zon gedroogde steen genoemd  mŭnnik (Gennep) monnik [SGV (1914)] III-3-3
mooi mooi: Oh, wat ¯n moj kie.ndje Enne mojje kèl ziede gïj  moj (Gennep) mooi, fraai III-1-4
mooi, helder weer mooi weer: mò-j wéér (Gennep) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moot vis moot: moot (Gennep), schijf vis: schīēf vis (Gennep) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen de pest in hebben: də pèst in hébbə (Gennep), een scheet dwars zitten: ⁄n scheet dwàrs zittə (Gennep), knaaien: As Nöl löpt te knaoje ku.nde bèèter maake da ge wèg kómt  knaoje (Gennep), knoteren: knottere (Gennep), mopperen: mòpperə (Gennep), mòppərə (Gennep) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || mopperen || uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgen, maat van ongeveer 8000 m2 morgen: mèèregoͅ (Gennep) de maat die een oppervlakte aangeeft van ongeveer 8000 vierkante meter [morgen] [N 91 (1982)] III-4-4
morgengebed morgengebed: mĕrgegebĕt (Gennep) morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
morsen knoeien: knoei-jə (Gennep) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mossel mossel: mŏssel (Gennep, ... ) mossel [SGV (1914)] III-2-3
mosterd mosterd: mŏsterd (Gennep) mosterd [SGV (1914)] III-2-3