e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilband, bovenste band van de schoof kruisband: krȳs[band] (Gennep) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilpeer peer: pêr (Gennep) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
muiltje slof: sloffen (Gennep) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] III-1-3
muis muis: muu(.)s (Gennep), muus (Gennep), kort  mŭŭs (Gennep) muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): lang  muus (Gennep) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: moes (Gennep), müs (Gennep) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: muze (Gennep) muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) mul: mŭl (Gennep) mul [SGV (1914)] III-4-4
muntige koe manse koe: mānsǝ [koe] (Gennep) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
mutsaard, houtmijt houthoop: holthoop (Gennep) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] I-7