28711 |
naaister |
naaister:
nɛǝstǝr (L164p Gennep)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
naaks:
naks (L164p Gennep, ...
L164p Gennep,
L164p Gennep,
L164p Gennep),
pieletjenaaks:
pielekenaks (L164p Gennep),
pinnetjenaaks:
pinnekenaks (L164p Gennep)
|
naakt [SGV (1914)] || naakt, bloot || spiernaakt || zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naald:
nolt (L164p Gennep),
nǫlt (L164p Gennep)
|
De horizontale balk die in de molenkap tussen de windpeluw en de lange spruit bevestigd is. [N O, 52i] || De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-3, II-7
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
nŏa de kèrk (L164p Gennep)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
17848 |
naar huis gaan |
naar huis gaan:
nao huus gaon (L164p Gennep),
naor huus gaon (L164p Gennep),
nor huus gaon (L164p Gennep)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (L164p Gennep),
hǭr (L164p Gennep)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L164p Gennep)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
21816 |
nabootsen |
napraten:
naopraotə (L164p Gennep)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
dweilen:
dweilen (L164p Gennep)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaol (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
nachtegoal (L164p Gennep)
|
nachtegaal [SGV (1914)] || nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|