e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschimmeld beschimmeld: beschuumeld (Gennep), geschimmeld: geschŭŭmeld (Gennep) beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3
beschimmelen schimmelen: schŭŭmelə (Gennep) Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)] III-2-3
beschuit beschuit: bəsxyt (Gennep) beschuit III-2-3
beschuit met muisjes beschuit met muizen: Syst. Eijkman  bəsxyt met my(3)̄zə (Gennep, ... ), beschuit met muizenkeutels: Syst. Eijkman  bəsxyt met my(3)̄zəkø̄təls (Gennep, ... ) Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)] III-2-2, III-2-3
beschuitpap beschuitenpap: Syst. Eijkman  bəsxytəpap (Gennep), beschuitpap: bəsxytpap (Gennep), luiwijvenpap: løͅi̯wīvəpap (Gennep) beschuitepap || Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
besjes aan de aardappelplant krallen: kralǝ (Gennep) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
besteden uitgeven: ŭŭtgéévə (Gennep) geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)] III-3-1
bestek geschier: gəsxir (Gennep) tafelbestek III-2-1
besteken cadeau (fr.) geven: kàddoo géévə (Gennep) kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] III-3-1
bestendig weer hooiweer: (s zomers)  hèùj-wéér (Gennep), strakke lucht: strakkə lucht (Gennep) lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4