18194 |
paraplu |
knirps (du.):
knierps (L164p Gennep),
paraplu:
pèrrepluuj (L164p Gennep)
|
paraplu
III-1-3
|
18395 |
parel |
parel:
pèrl (L164p Gennep),
pèrrel (L164p Gennep)
|
parel [SGV (1914)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
kraaltjes:
krèllekəs (L164p Gennep)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (L164p Gennep),
párfŭŭm (L164p Gennep)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21180 |
parlevinker |
parlevinker:
parləvinkər (L164p Gennep)
|
het bootje van een koopman te water [parlevinker, ventjager] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuiken:
kykǝ (L164p Gennep)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
21217 |
pasfoto |
pasfoto:
pàsfootoo (L164p Gennep)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21202 |
paspoort |
pas:
pàs (L164p Gennep),
pás (L164p Gennep)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18183 |
passen |
goed passen:
gōēd pàssə (L164p Gennep),
passen:
passen (L164p Gennep)
|
nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pasto.r (L164p Gennep)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|