20786 |
beurs, overrijp |
buikziek:
brŭŭziek (L164p Gennep),
byk˃zīk (L164p Gennep)
|
beursch (de peer is ~) [SGV (1914)] || binnenrot, beurs, overrijp
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
een kind krijgen:
èn kient kriege (L164p Gennep),
kindje krijgen:
kīēndjə krīēgə (L164p Gennep)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19258 |
bevelen |
bestellen:
bestéllə (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhoek:
vurhuk (L164p Gennep)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
dripselen:
dribsele (L164p Gennep)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32271 |
bewerken met de schaafbank |
de duigen strijken:
[de duigen] strīkǝ (L164p Gennep)
|
De duigen glad- en in model schaven met behulp van de schaafbank. Op de schaafbank geeft de kuiper de duig zijn uiteindelijke vorm. Hij versmalt de duig van het midden naar de uiteinden toe en hij schaaft de zijkanten schuin. [N E, 19b]
II-12
|
25107 |
bewolkte lucht |
de lucht zit dicht:
də ’lüxt se(t) dext, xə ’zit x;̞n ’stɛrə (L164p Gennep),
heel betrokken lucht:
de lucht is heel betrokken (L164p Gennep)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
rustig:
rèùstig (L164p Gennep)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (L164p Gennep),
bɛsəm (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
heibessem:
hęi̯bɛsǝm (L164p Gennep)
|
bezem [RND], [SGV (1914)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stēl (L164p Gennep)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|