22424 |
pijl |
pijl:
piel (L164p Gennep),
pil (L164p Gennep)
|
De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)] || Pijl; piemel.
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (L164p Gennep, ...
L164p Gennep,
L164p Gennep),
pin (L164p Gennep)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND]
III-1-2
|
17992 |
pijnscheut |
scheut:
scheut (L164p Gennep)
|
Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20799 |
pijp |
judje:
jøtjə (L164p Gennep)
|
korte aarden pijp
III-2-3
|
17794 |
pijpenkrul |
pijpenkrul:
pijpekrul (L164p Gennep),
pīēpekröl (L164p Gennep)
|
spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
23376 |
pilaar |
pijlder:
pielder (L164p Gennep)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24225 |
pimpelmees |
bijmusje:
biemuske (L164p Gennep),
meesje:
meeske (L164p Gennep),
schiet-in-t-vuur:
schiet-ien-’t-vuu.r (L164p Gennep)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
26230 |
pin |
tap:
tap (L164p Gennep)
|
De ijzeren pin aan het achtereinde van de molenas in windmolens. Zie afb. 48. Zie ook het lemma ɛtapɛ. Het betreft daar het uiteinde van de molenboom in watermolens.' [N O, 10s]
II-3
|
20811 |
pinda |
olienootje:
ólinøͅtjə (L164p Gennep)
|
pinda
III-2-3
|
26229 |
pineinde |
pin:
pen (L164p Gennep)
|
Het achtereinde van de molenas in windmolens. Zie afb. 45, 46, 47 en 48. Zie ook het lemma ɛtapɛ. Het betreft daar het uiteinde van de molenboom in watermolens.' [N O, 10r; A 42A, 88]
II-3
|