24531 |
plant (alg.) |
plant:
plaante mv (L164p Gennep)
|
plant [N 18 (1962)]
III-4-3
|
24627 |
plantenstek |
stek:
WLD
stèk (L164p Gennep)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17912 |
plassen (met water) |
zoeien:
zouwe (L164p Gennep)
|
knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21774 |
plat praten |
plat praten:
plat praote (L164p Gennep)
|
plat praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
24667 |
plataan |
plataan:
WLD
plátaan (L164p Gennep)
|
De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34573 |
plateauwagen |
platte wagen:
platǝ wāgǝ (L164p Gennep)
|
Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.]
I-13
|
34085 |
platen |
platen:
plǭtǝ (L164p Gennep)
|
De zijvlakken van het kruis. [N 3A, 111b]
I-11
|
33032 |
platliggen van graan |
is (er) gaan liggen:
es tǝr gon legǝ (L164p Gennep),
ligt plat:
lit plat (L164p Gennep)
|
Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.]
I-4
|
19417 |
plattebuiskachel |
plattebuiskachel:
platte buiskachel (L164p Gennep)
|
Lange kookkachel met langwerpige platte buis en zichtbare pot (boerenkachel, leuvense kachel, platte buis (kachel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30567 |
pleisterlaag |
pleisterwerk:
plistǝrwšrǝk (L164p Gennep)
|
Deklaag van een beraping of een plafond. [monogr.]
II-9
|