e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proberen proberen: prebiere (Gennep), prəbīērə (Gennep), Zulle we ¯t ies ¯s prebie.re  prebie.re (Gennep), verzoeken: Ik wil ¯t vör de lè.ste keer verzuuke  verzuu.ke (Gennep) een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] || proberen || proberen, beproeven || proberen: Als hij kans ziet zal hij - je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4
proces-verbaal proces-verbaal: pressèsvərbaol (Gennep) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] III-3-1
processie processie (<lat.): procĕssie (Gennep) processie [SGV (1914)] III-3-3
proefstuk seger kegel: sēgǝr kēgǝl (Gennep) Pot, schotel, scherf etc. die in de pottenbakkersoven achter de kijkgaten los is opgesteld om na te gaan of de oveninhoud gaar is. Om de temperatuur te controleren gebruikt men ook wel de zgn. Seger kegels Deze kegeltjes, 5 cm hoog met een grondplan van 1 cm2, bestaan doorgaans uit verschillende kleisoorten en smelten bij bepaalde temperaturen. [N 49, 80a] II-8
proen triangel: triaŋǝl (Gennep) Voorwerp van uiteenlopende vorm dat in de oven tussen de uit klei gevormde voorwerpen wordt geplaatst om te verhinderen dat ze aaneenbakken. Zie ook afb. 12. De colifichet (Q 95) was een van aardewerk gebakken driehoekige steun, gewoonlijk in de vorm van een driepuntige ster, die onder andere werd gebruikt voor geglazuurde waar in de oven of om, geschoven tussen stapels borden, te voorkomen dat de borden in de oven aan elkaar plakten. De triangel (Q 95) was een grote uitvoering van de colifichet (Endepols, pag. 195/434). [N 49, 89a; N 49, 89b; monogr.] II-8
proeven proeven: proeven (Gennep), pruve (Gennep, ... ), prūūvə (Gennep), pry(3)̄və (Gennep) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profiteren profiteren: proofetēērə (Gennep) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
pronken er mooi uitzien: der mŏj uitzien (Gennep), pronken: proonke (Gennep), spiegelen: spiegelen (Gennep) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3
pronkveer op een hoed pluim: B.v. óp zienen hoe.d.  pluum (Gennep) pluim III-1-3
proosten klinken: klinken (Gennep), praŏstə (Gennep) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3