18927 |
proberen |
proberen:
prebiere (L164p Gennep),
prəbīērə (L164p Gennep),
Zulle we ¯t ies ¯s prebie.re
prebie.re (L164p Gennep),
verzoeken:
Ik wil ¯t vör de lè.ste keer verzuuke
verzuu.ke (L164p Gennep)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] || proberen || proberen, beproeven || proberen: Als hij kans ziet zal hij - je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
pressèsvərbaol (L164p Gennep)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
procĕssie (L164p Gennep)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
29560 |
proefstuk |
seger kegel:
sēgǝr kēgǝl (L164p Gennep)
|
Pot, schotel, scherf etc. die in de pottenbakkersoven achter de kijkgaten los is opgesteld om na te gaan of de oveninhoud gaar is. Om de temperatuur te controleren gebruikt men ook wel de zgn. Seger kegels Deze kegeltjes, 5 cm hoog met een grondplan van 1 cm2, bestaan doorgaans uit verschillende kleisoorten en smelten bij bepaalde temperaturen. [N 49, 80a]
II-8
|
29540 |
proen |
triangel:
triaŋǝl (L164p Gennep)
|
Voorwerp van uiteenlopende vorm dat in de oven tussen de uit klei gevormde voorwerpen wordt geplaatst om te verhinderen dat ze aaneenbakken. Zie ook afb. 12. De colifichet (Q 95) was een van aardewerk gebakken driehoekige steun, gewoonlijk in de vorm van een driepuntige ster, die onder andere werd gebruikt voor geglazuurde waar in de oven of om, geschoven tussen stapels borden, te voorkomen dat de borden in de oven aan elkaar plakten. De triangel (Q 95) was een grote uitvoering van de colifichet (Endepols, pag. 195/434). [N 49, 89a; N 49, 89b; monogr.]
II-8
|
17742 |
proeven |
proeven:
proeven (L164p Gennep),
pruve (L164p Gennep, ...
L164p Gennep,
L164p Gennep),
prūūvə (L164p Gennep),
pry(3)̄və (L164p Gennep)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
proofetēērə (L164p Gennep)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
er mooi uitzien:
der mŏj uitzien (L164p Gennep),
pronken:
proonke (L164p Gennep),
spiegelen:
spiegelen (L164p Gennep)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
B.v. óp zienen hoe.d.
pluum (L164p Gennep)
|
pluim
III-1-3
|
20506 |
proosten |
klinken:
klinken (L164p Gennep),
praŏstə (L164p Gennep)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|