17594 |
pupil |
pupil:
pŭŭpil (L164p Gennep)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purpər (L164p Gennep)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33635 |
putemmer |
putemmer:
pøtemər (L164p Gennep)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
puthaak:
pøthōͅk (L164p Gennep)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
24227 |
putter |
putter:
putter (L164p Gennep)
|
putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
putwip:
pøtwep (L164p Gennep)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
19079 |
raad |
raad:
roat (L164p Gennep),
Gèf mien ¯s ien goeje raod
raod (L164p Gennep)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
19225 |
raadsel |
raadsel:
Wôrum zïj nie gekómme zien blieft mien ¯n eeweg raodsel
raodsel (L164p Gennep),
zie raodsel
rôdsel (L164p Gennep)
|
raadsel
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
en raotsel (L164p Gennep),
en ratseltje (L164p Gennep),
raodsel (L164p Gennep)
|
raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
rãm (L164p Gennep
[(+)]
),
venster:
vēnstǝr (L164p Gennep)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|