17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringvinger (L164p Gennep)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20792 |
rins |
amper:
āmpər (L164p Gennep),
zuursig:
zŭŭrsig (L164p Gennep)
|
lichtelijk zuur || lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riolering:
rĭĕjooleering (L164p Gennep)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
eind:
éénd (L164p Gennep),
rit:
rit (L164p Gennep)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L164p Gennep),
ritsələ (L164p Gennep)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] || ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
24317 |
riviergrondel |
grondje:
gru.ndje (L164p Gennep),
WLD
greuntjə (L164p Gennep)
|
grondel (vis) || Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24587 |
robertskruid |
steekneus:
Robertskuid (Geranium robertianum L.)
stèèkneus (L164p Gennep)
|
robertskruid
III-4-3
|
24647 |
robinia |
zilveren regen:
WLD
zilverə-réégen (L164p Gennep)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
rochele (L164p Gennep),
röchele (L164p Gennep)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
beren:
rooje, witte, zwarte bêre
bêr (L164p Gennep),
kraaltjesberen:
mv: -en
krellekesbéren (L164p Gennep),
WLD de witte en rode soort De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
krèllekəs-béérə (L164p Gennep),
miemeren:
miemere (L164p Gennep),
sint-jansberen:
sint-ja.nsbèèr (L164p Gennep)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)]
I-7
|