33231 |
rode biet |
kroot:
krōt (L164p Gennep)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
veenbeer:
WLD
vén béér (L164p Gennep)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rōi̯ǝ [koe] (L164p Gennep)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L164p Gennep)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
blaarkop:
blǭrkǫp (L164p Gennep)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
roje kool (L164p Gennep),
rooie kool (L164p Gennep),
rooje kool (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
rood moes:
rood moes (L164p Gennep),
roodmoe.s (L164p Gennep),
roojmoe.s (L164p Gennep),
rōtmūs (L164p Gennep)
|
rode kool || Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
21733 |
roede |
roe(de):
roej (L164p Gennep)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25314 |
roede, maat van 14 m2 |
roede:
rŏĕj (L164p Gennep)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26163 |
roedebeugel |
keerijzer:
kērizǝr (L164p Gennep)
|
IJzeren band om de roedebalk om te beletten dat de roewiggen of de kopspieën losgaan. [N O, 3b]
II-3
|
26218 |
roedegaten |
roedegatter:
rujgatǝr (L164p Gennep)
|
De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75]
II-3
|