e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
samenspannen smoezen: ook: haalde mit iemes  smoeze mit iemes (Gennep) heulen (met iemand) [SGV (1914)] III-3-1
sap in planten sap: WLD  sàp (Gennep) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: WLD  sàp (Gennep, ... ) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
satijn satijn: satin (Gennep) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
saus saus: sóws (Gennep) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooiekool: safojjekool (Gennep), savoje kool (Gennep), sevojje kool (Gennep), WLD  sáfòjə-kool (Gennep), savooiemoes: sevojje moes (Gennep) [N Q (1966)] [N Q (1966)]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] || savooiekool I-7, III-2-3
scapulier scapulier: en schabbelier (Gennep) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
schaaf schaaf: sxāf (Gennep) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaafbank, voegbank strijkbank: strik˱baŋk (Gennep) Zware, houten balk, waarin één of twee opwaarts gerichte schaafbeitels zijn aangebracht. De schaafbank steunt aan één zijde op twee poten; de andere zijde rust op de grond. Op de schaafbank krijgt de duig zijn definitieve vorm. [N E, 18; N E, 19a; N 53, 83; A 32, add.] II-12
schaafmes voor de binnenrand blaaimes: blājmɛs (Gennep), krommes: krommɛs (Gennep) Een mes met een verhoudingsgewijs klein, gebogen blad en twee handvatten dat wordt gebruikt voor het vlakmaken van de binnenrand van een vat. Zie ook afb. 220 en het volgende lemma. [N E, 35c; N E, 36; A 32, 4; monogr.] II-12