e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schort zonder borststuk slob: slób (Gennep), bedekt alleen de rok  slob (Gennep) sloof, voorschoot, schort || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
schorten stilzetten: stelzętǝ (Gennep) Een deel van de molen buiten werking stellen bij te weinig windkracht. [N O, 13d] II-3
schortvol slipvol: slip vól (Gennep) de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)] III-4-4
schot schot: schŏt (Gennep) schot [SGV (1914)] III-3-1
schotel schotel: sxotəl (Gennep) schotel III-2-1
schottel schottel: sxotǝl (Gennep) Los houten plaatje dat soms tegen het uiteinde van het handvat wordt bevestigd. De onderarm rust ertegenaan; het dient ter ondersteuning van de pols en het moet voorkomen dat de hand van de handgreep afschuift. Vaak zit er een stoffen lus aan deze schottel die om de onderarm wordt geschoven. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. I-4
schouder schouder: schouwer (Gennep), schouwers optrekke (Gennep) schouder [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-1
schouderblad schouderblad: schòwer-blàd (Gennep) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)] III-1-1
schoven binden binden: bindǝ (Gennep) Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.] I-4
schoven maken garven: gɛrǝvǝ (Gennep) Het algemene begrip van het vormen van de schoven, van het bijeennemen van de afgepaste hoeveelheid halmen tot en met het binden. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). Het gaat hier om de werkwoorden. De opgaven "heteroniem + maken" zijn hier niet opgenomen, maar de heteroniemen zelf zijn in het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4) opgenomen. [N 15, 15e1; monogr.] I-4