20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
stiefkiender (L164p Gennep)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
stiefmoēder (L164p Gennep)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20338 |
stiefouders |
stiefouders:
stiefālders (L164p Gennep)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
stiefvoader (L164p Gennep)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
stiefzoon (L164p Gennep)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
achterbaks:
achterbaks (L164p Gennep),
geniepig:
cf. Vd s.v. "geniepig"1. tersluiks verricht wordend (uit geperigheid of boosaardige plagerij; 2. bosaardige streken in het geheim bedrijvend; 3. bw. op een sluikse, slinkse wijze. (stiekem = stilletjes)
geniepig (L164p Gennep),
stiekem:
stiekum (L164p Gennep),
stĭĕkum (L164p Gennep),
j
stĭĕkum (L164p Gennep),
stilletjes:
stillekes (L164p Gennep)
|
achterbaks [SGV (1914)] || boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
muizen:
mūūzə (L164p Gennep)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34050 |
stier |
stier:
stīr (L164p Gennep),
var:
var (L164p Gennep)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
stief (L164p Gennep)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19327 |
stijfkop |
stijfkop:
stiefkop (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|