e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe vleesvlieg, bromvlieg strontvlieg: WLD  stroont-vlīēg (Gennep) Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] III-4-2
blauwsel blauwsel: blau̯səl (Gennep) blauwsel III-2-1
bleek bleek: bleek (Gennep) bleek [SGV (1914)] III-1-2
bleke potten niet goed gaar: ni gūt ˲gǭr (Gennep) Niet lang genoeg gebakken potten. [N 49, 128b] II-8
bleke steen monnik: mønek (Gennep) Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.] II-8
bles bles: blɛs (Gennep) Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b] I-11
blij blij: bli-j (Gennep), blij (Gennep) blij [SGV (1914)] || een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] III-1-4
blijven hangen, blijven plakken plakken: plèkkə (Gennep) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blīēvə (Gennep), wachten: waachtə (Gennep) ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blik keerblik: kēͅrbleͅk (Gennep) blik III-2-1