e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stormx storm: störm (Gennep) storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)] III-4-4
stortkar kipkar: kipkar (Gennep), kipwagen: kepwā.gǝ (Gennep), korte kar: korte kar (Gennep), slagkar: slagkar (Gennep) Algemene benaming voor een kipbare kar. In tegenstelling tot bij de hoogkar lopen de berries niet onder de gehele bak door. De bak is aan het achtereinde van de berries bevestigd met een verbindingsspil, zodat hij gekipt kan worden zonder dat men het paard moet uitspannen. Deze kar wordt gebruikt voor het vervoer van onder meer mest, bieten, aardappelen, rapen, weigroen enz. Over het algemeen is ze kleiner dan de hoogkar. Meestal heeft deze kar twee wielen, maar er komen ook 3- en zelfs 4-wielige stortkarren voor. De bortelkar en de clitchèt zijn vaak 3-wielig, de bortelkar kan ook 4-wielig zijn. De aardkar is meestal ouder dan de slagkar en heeft ook een kleinere bak. Ook de korte kar heeft een kleinere bak dan de slagkar. Voor de verspreiding van het woordtype mestkar, zie ook WLD I.1, pag. 11 bij het lemma mestkar. Bijzondere types van stortkar zijn de binnenslaander en de buitenslaander, hier sub A. resp B. behandeld. Een binnenslaander is een stortkar met een kleine bak. De beide berries zitten tegen de buitenzijde van de draagbodem van de bak, waardoor deze tussen de berries valt. Een buitenslaander is een stortkar met een grotere bak. De beide berries zitten tegen de binnenzijde van de draagbodem van de bodem van de bak. [N 17, 2-4; N G, 51 + 55; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; A 42, 10a-b; L 27, 63; monogr.] I-13
stortplaats vuilnisberg: vŭŭllisbèèrg (Gennep) de plaats waar vuilnis gestort mag worden [stort] [N 90 (1982)] III-3-1
stoten duwen: dòw (Gennep), stoten: stoote (Gennep), stōtǝ (Gennep) Het schokken van de reminrichting bij te straf afremmen. [N O, 13b] || stoten, stuiken [SGV (1914)] || Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)] II-3, III-1-2
stoutmoedig frech (du.): vrèk (Gennep, ... ) heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)] III-1-4
stoven smoren: smoorə (Gennep), stoven: stoave (Gennep), stoven (Gennep) stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)] III-2-3
straat straat: straot (Gennep) straat [DC 02 (1932)] III-3-1
straatbezem harde bezem: meest rechtse  harden bessem (Gennep), straatbezem: meest rechtse  straotbessem (Gennep) bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1
straf geven straf geven: straf gêve (Gennep), straffen: straffe (Gennep, ... ) straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)] III-2-2
strekel, wetstok strekel: strēkǝl (Gennep) Het gaat in dit lemma over de houten strekel of wetstok, met uitsluiting van de cementen strekel en de wetsteen, die in de volgende lemma''s ter sprake komen. Voor vorm en gebruik van de strekel, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Daar werd al opgemerkt dat het oorspronkelijke onderscheid tussen strekel en wetsteen welhaast is verdwenen. Daar het hier uitdrukkelijk over de houten strekel gaat, zijn de opgaven en aantekeningen als "steen die zo in de handel is" of "met cement eraan" ondergebracht bij wetsteen of cementen strekel; de opgaven voor "strekel" waarin het element "steen" voorkwam waren alle identiek aan de opgaven voor "wetsteen" in de betreffende plaats en zijn dan ook in het lemma ''wetsteen'' ondergebracht. Veel informanten hebben aangetekend dat de houten strekel "heel oud", "nu in ongebruik", "vroeger een eikehouten pen, thans een slijpsteen" (Q 211) was, of dat het "de oudere manier" van strijken was, die nu niet meer voorkomt. In een zevental plaatsen wordt opgemerkt dat men streek met de mathaak; het gaat hier kennelijk om het strijken van de zicht. Het betreft de opgaven mathaak in Q 179; zichtlat in P 197, Q 166 en 242, en zichthaak in P 224, Q 167 en 174. Zie afbeelding 9, nummer 3, waarop de strekel is vastgemaakt aan de steel van de zeis, zoals beschreven in de algemene toelichting bij de paragraaf over de zeis. Opvallend is de afwezigheid van materiaal in Zuidelijk Nederlands Limburg. Kennelijk zijn daar de strekel en het erbij horende zandblok ook uit de herinnering van de informanten verdwenen, of werd vanouds de zeis en de zicht met de wetsteen alleen gewet. Dit laatste werd bovendien in Belgisch Limburg uitdrukkelijk opgegeven in L 419, 423, 424, P 192, Q 6, 7, 10, 12, 13, 88, 91, 94, 155, 156, 157, 159, 170, 171, 172, 179 en 188. [N 18, 80; N 18, 67g; JG 1a, 1b; A 4, 28f; A 23, 16II; L 20, 28f; Lu 1, 16II; Gwn 7 add; monogr.] I-3