17642 |
stuitbeen |
staartbot:
startbot (L164p Gennep)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
stuve (L164p Gennep)
|
stuiven [SGV (1914)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
stuiver:
stŭŭvver (L164p Gennep)
|
stuiver [SGV (1914)]
III-3-1
|
34023 |
stuks -vee |
einden:
ɛndǝ (L164p Gennep)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
18929 |
stuntelen |
aanklooien:
Ik kloj mar wat én óp d¯n trèkbuu.l Hïj zè.j noks én lie.t de blaage mar wat énklojje
énklojje (L164p Gennep),
haffelen:
Stôt nie mit die vaos te haffele, drék lôtte ze valle
haffele (L164p Gennep),
haspelen:
hāāspələ (L164p Gennep)
|
aanmodderen, maar iets doen || moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] || onhandig doen
III-1-4
|
20847 |
suiker |
suiker:
sŭŭkker (L164p Gennep)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
suikerbiet:
sȳkǝrbit (L164p Gennep)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20785 |
suikerbrood |
klontjesweg:
klø̄ntjəsweͅk (L164p Gennep)
|
suikerbrood
III-2-3
|
20543 |
suikerklontje |
klontje:
kleuntjə (L164p Gennep),
klontje (L164p Gennep)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
suikeroom:
cf. VD s.v. "oom", ook ome
suukeroome (L164p Gennep)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|