e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tanden tanden (mv.): taand (Gennep) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden van de hooihark houteren pinnen: hø̜̄ltǝrǝ penǝ (Gennep), tanden: tãnt (Gennep) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tanden van een riek tanden: tãnt (Gennep) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandenstoker tandenpurker: táándə-pörker (Gennep) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandpijn tandpijn: taandpien (Gennep) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
tandvlees tandvlees: ta.ntflɛis (Gennep), taandvleis (Gennep), ⁄t taandvleis (Gennep) Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tante meui: nog hoogst zelden  møͅj (Gennep), tante: taante (Gennep), geen verschillende woorden  taante (Gennep) moei (tante) [SGV (1914)] || tante [SGV (1914)] || tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
tap van het staakijzer spil: spel (Gennep) Het ronde bovengedeelte van het staakijzer dat in het spilgat van de ijzerbalk draait. Zie ook afb. 61. [N O, 14m] II-3
tapgat kraangat: krǭngat (Gennep), tapgat: tap˲gat (Gennep) Het gat in de bodem van een biervat waar men de tapkraan in slaat. Zie ook het lemma ɛaansteekgatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48d; A 36, 3c] II-12
tapuit zandloper: za.ndleuper (Gennep), zandlopertje: zaandleuperke (Gennep) tapuit || tapuit (14,5 zomervogel; alleen op zeer droge grond (stuifzand, hei grijs- en roomwitte romp, opvallende zwart-witte staart bij het vliegen; broedt in grondgaten [N 09 (1961)] III-4-1