e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
venster onder een dakwelving luchtgat: løxt˲gat (Gennep), ventilatiegat: vɛntǝlāsigat (Gennep) Bedoeld wordt een vertikaal venster of luik onder een welving van het dak in het dak. Het dient om de zolder te belichten en (vooral) te beluchten, minder om er iets door te steken. De vorm is vaak een halve cirkel (zie het lemma "half-cirkelvormig raam", 4.2.15). De benamingen zijn soms gelijk aan die van het dakvenster (zie dat lemma) of andere vensters in het dak. Zie ook het lemma "gat in eeen klein dakschild" (4.2.10). [N 4A, 45d] I-6
vensterbank vensterbank: vęnstǝrbaŋk (Gennep) Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.] II-9
ver uitspringende hielen sabelbenen: sābǝlbēn (Gennep) [N 3A, 144a; monogr.] I-11
veranderen veranderen: vəraanderə (Gennep) anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)] III-4-4
verbeuzelen zebelen: zeibələ (Gennep) zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1
verbindingspennen verbindingen: vǝrbindeŋǝ (Gennep) De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d] I-13
verbruien een flater maken: ⁄ne flaater maakə (Gennep), tegenvallen: téégə vàllə (Gennep), verbruien: verbrŭje (Gennep), verknoeien: verknoeiə (Gennep) door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)] III-1-4
verdacht verdacht: verdacht (Gennep) verdacht [SGV (1914)] III-3-1
verdacht rondlopen schoepen: schūūpə (Gennep) Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] III-1-2
verdenken / verdenking? er het zijne van denken: ik deenk ⁄r ⁄t mienə van (Gennep) het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1