33475 |
venster onder een dakwelving |
luchtgat:
løxt˲gat (L164p Gennep),
ventilatiegat:
vɛntǝlāsigat (L164p Gennep)
|
Bedoeld wordt een vertikaal venster of luik onder een welving van het dak in het dak. Het dient om de zolder te belichten en (vooral) te beluchten, minder om er iets door te steken. De vorm is vaak een halve cirkel (zie het lemma "half-cirkelvormig raam", 4.2.15). De benamingen zijn soms gelijk aan die van het dakvenster (zie dat lemma) of andere vensters in het dak. Zie ook het lemma "gat in eeen klein dakschild" (4.2.10). [N 4A, 45d]
I-6
|
30317 |
vensterbank |
vensterbank:
vęnstǝrbaŋk (L164p Gennep)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
34131 |
ver uitspringende hielen |
sabelbenen:
sābǝlbēn (L164p Gennep)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
vəraanderə (L164p Gennep)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21433 |
verbeuzelen |
zebelen:
zeibələ (L164p Gennep)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34575 |
verbindingspennen |
verbindingen:
vǝrbindeŋǝ (L164p Gennep)
|
De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d]
I-13
|
18940 |
verbruien |
een flater maken:
⁄ne flaater maakə (L164p Gennep),
tegenvallen:
téégə vàllə (L164p Gennep),
verbruien:
verbrŭje (L164p Gennep),
verknoeien:
verknoeiə (L164p Gennep)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdacht (L164p Gennep)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
17932 |
verdacht rondlopen |
schoepen:
schūūpə (L164p Gennep)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
er het zijne van denken:
ik deenk ⁄r ⁄t mienə van (L164p Gennep)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|