18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verléégə zien (L164p Gennep)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19888 |
verlichting |
illuminatie:
oud
illuminasie (L164p Gennep),
verlichting:
nieuw
verlichting (L164p Gennep)
|
illuminatie [SGV (1914)]
III-2-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlīēze (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
verliezen [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
omlopen:
(de koe is) ømgǝlōpǝ (L164p Gennep)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
26594 |
vermalen |
verstuiven:
verstuiven (L164p Gennep)
|
Meel verliezen tijdens het maalproces. [N O, 36i]
II-3
|
25091 |
vermengen |
mengen:
mingə (L164p Gennep)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20813 |
vermicelli |
peem:
pēm (L164p Gennep)
|
vermicelli
III-2-3
|
18853 |
vermoeden |
denken:
deenkə van wèl (L164p Gennep)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20098 |
vermolmd hout |
verlegen hout:
vǝrlɛ̄gǝ hǭlt (L164p Gennep)
|
Hout dat tot molm is overgegaan. Vermolmd hout ontstaat onder meer door verdroging, verrotting, insekten, houtworm en ziektes. [N E , 5]
II-12
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verniele (L164p Gennep)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|