19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
o van het engels nor
stòòke (L164p Gennep)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
versleukeren:
versleukere (L164p Gennep)
|
verwelken
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
uitgebloeid:
WLD
ŭŭtgeblèùjt (L164p Gennep)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21806 |
verzoek |
vraag:
vraog (L164p Gennep)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də v^ɛ:spərs (L164p Gennep)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
vest:
fè(.)st (L164p Gennep),
fêst (L164p Gennep),
vè.st (L164p Gennep)
|
vest || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|
20726 |
vet |
vet:
vɛt (L164p Gennep)
|
Gezegd van klei die een vrij hoge mate van plasticiteit vertoont en zich derhalve goed laat kneden. [N 49, 12a]
II-8
|
30928 |
veter |
rijsnoer:
ręjsnūr (L164p Gennep)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
34071 |
vetkoe |
mestkoe:
mest[koe] (L164p Gennep),
vetweider:
vɛtwęi̯ǝr (L164p Gennep)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
opzetten:
ǫpzętǝ (L164p Gennep),
vetweiden:
vetwęi̯ǝ (L164p Gennep),
weteren:
wē̜tǝrǝ (L164p Gennep)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|