e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vetweide vetwei: vɛtwɛi̯ (Gennep) Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.] I-8
veulen veulen: vø̜lǝ (Gennep) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vieren vieren: gəvî:rt (Gennep) gevierd [RND] III-3-2
viertakrijn vaste rijn: vāstǝ rin (Gennep) Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c] II-3
vieruursboterham koffiedrinken, het -: koͅfidrēŋkə (Gennep), kòffiedreenke (Gennep), 4 uur  koffie drinken (Gennep), vieruurse boterham: 4 uur  vier-uurse boterham (Gennep), vieruurse koffie, de -: bij boeren  vier-uurse koffie (Gennep), bij boerenbevolking  vier-uurse-koffie (Gennep) broodmaaltijd (om 16.00 uur) || de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijg vijg: WLD  vīēg (Gennep) De eetbare, zoete, vlezge vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] III-2-3
vijl vijl: vil (Gennep) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.] II-12
vijver poel: pōēl (Gennep), vijver: vē̜i̯vǝr (Gennep), vęi̯vǝr (Gennep), wijert: węjǝrt (Gennep) klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8, III-4-4
vilder vuilslachter: vulslɛxtǝr (Gennep) Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.] II-10
villen (het vel) afstropen: ǝt vɛl afstrø̄pǝ (Gennep) Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.] II-10