e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vin vin: vin (Gennep), vinne (Gennep), WLD  vinnə (Gennep) Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)] III-4-2
vinden vinden: viende (Gennep) vinden [SGV (1914)] III-1-2
vinger vinger: vinge (Gennep), vingers (Gennep), viŋər (Gennep) vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)] III-1-1
vinger, maat kleiner dan een duim vingerbreed: vingərbreed (Gennep) de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)] III-4-4
vingerhoed, maat van 1 centiliter vingerhoedje: vingər hŭŭtjə (Gennep) een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)] III-4-4
vingers (spotnamen) fikken: hal ow fikke tus  fikke (Gennep), tien geboden: pak t met de 10 geboje  de 10 geboje (Gennep) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink boekvink: boekveenk (Gennep), boekvink (Gennep), vink: vink (Gennep) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink [SGV (1914)] || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
viool viool: fījōl (Gennep) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
viool add. vierelen: Zïj vierelt mit hör a.cht jaor al n heel stukske weg!  vierele (Gennep) Viool spelen. III-3-2
vis, algemeen vis: vis (Gennep, ... ) visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2