e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bokking bokkem: bukkem (Gennep, ... ), bøkəm (Gennep) bokking (gerookte haring) || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolle wangen toetwangen: toetwange (Gennep) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bollen klossen: klø̜s (Gennep) Afgezaagde stukken boomstam die ongeveer de lengte van een duig hebben. Zie ook afb. 205 en het lemma ɛstuk boomstamɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager. Het afkorten wordt gedaan met behulp van de trek- of boomzaag. Zie ook het lemma ɛtrekzaagɛ, ɛboomzaagɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N E, 6b] II-12
bolster van de okkernoot boest: boest (Gennep), buust (Gennep) bast I-7
bolster van een noot boest: WLD  bŏĕst (Gennep) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bom, spon spon: spon (Gennep) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat bongat: bongat (Gennep), spongat: spongat (Gennep) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bonenkruid bonenkruid: WLD  boonə-krŭŭt (Gennep, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonkelaar van het staakijzer bonkelaar: bonkelaar (Gennep) Liggend wiel met op de buitenrand rechtopstaande kammen, dat in sommige windmolens in plaats van het rondsel aan het bovenste uiteinde van het staakijzer bevestigd is. Zie ook afb. 60. Een aantal woordtypen is mogelijk ook van toepassing op een horizontaal wiel waarbij de tanden in het verlengde van de cirkelstraal staan. [N O, 14h; A 42A, 13; N O, 41g; A 42A, 55] II-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bont ɛn blouw gəslāgə (Gennep) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2