e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham met vet smoutboterham: smālt˂botəram (Gennep), Syst. Eijkman  smālt˂botram (Gennep) boterham met smout || Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterkussentje boterbabbeltje: bótter-bàbbeltjə (Gennep) boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3
boterlepel botterkneedlepel: botǝrknęi̯lē̜pǝl (Gennep), botterscheplepel: botǝrsxøplē̜pǝl (Gennep), botterspaan: botǝrspǭn (Gennep) Lepel om de boter mee te kneden. Er bestaan platte lepels en lepels met ribbels. Deze laatste worden spaan genoemd. De lepels zijn van hout gemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 20; N 12, 61; N 12, 61 add.; Ge 22, 4; monogr.] I-11
bouwland `: fē̜.lt (Gennep), bouwland: bǫwlānt (Gennep), land: lant (Gennep), lānt (Gennep), veld: vē̜lt (Gennep), vɛlt (Gennep) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: brāk (Gennep) gebouw in vervallen staat III-2-1
bovenbonkelaar bonkelaar: bonkelaar (Gennep) De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.] II-3
bovendeur bovenhelft: bǫvǝhęlǝft (Gennep), halve deur boven: halǝvǝ dø̄r bǭvǝ (Gennep) Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c] I-6
boveneinde van de stam top: WLD  top (Gennep), topje: WLD  töpkə (Gennep) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovenlicht bovenlicht: bǫvǝlext (Gennep) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenlip bovenlip: bōvelip (Gennep) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1