25076 |
bovenmate, hevig, zeer |
falikant:
faliekaant (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
labendig:
Zïj hèt labéndig veul geluk gehad.
labéndig (L164p Gennep)
|
erg, hevig || faliekant [SGV (1914)]
III-4-4
|
26275 |
bovenschijf |
bovenschijf:
bÉvǝsxiǝf (L164p Gennep)
|
De bovenste van de twee schijven van het rondsel. Zie ook afb. 58. [N O, 14d]
II-3
|
33942 |
bovenstangen |
stuurstangen:
stȳrstaŋǝ (L164p Gennep)
|
De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49]
I-10
|
33439 |
bovenste balken van de schelf |
topslietjes:
tǫpslitjǝs (L164p Gennep)
|
De bovenste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balkjes of stammetjes die dwars op de onderste balken van de schelf rusten en los naast elkaar worden gelegd. Vaak zijn het ook takken of latten. In elk geval is dit hout dunner dan dat van de onderste balken. Vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de onderste en de bovenste laag en stemmen de benamingen overeen. Ook komt het voor dat de bovenste laag niet of slechts uit roeden bestaat. Zie ook het lemma "onderste balken van de schelf" (3.4.2). Zie ook afbeelding 16.b bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1). [N 4, 69; N 4A, 13b]
I-6
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste) knak:
knak (L164p Gennep)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
26743 |
bovenste handvat van de heizicht |
knakken:
knakǝ (L164p Gennep)
|
Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d]
II-4
|
29465 |
bovenste schijf |
draaischijf:
drējsxī̄f (L164p Gennep)
|
De kleine schijf op de verticale as van de draaischijf waarop de draaier zijn produkten vervaardigt. [N 49, 26a; N 49, 26c; monogr.]
II-8
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenverdieping:
bōvəvərdīpeŋ (L164p Gennep)
|
bovenverdieping [SGV (1914)]
III-2-1
|
20140 |
box |
looprek:
looprek (L164p Gennep),
looprék (L164p Gennep)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
vleespan:
vleespan (L164p Gennep)
|
Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)]
III-2-1
|