19823 |
commode, ladenkast |
ladentafel:
lōͅi̯tofəl (L164p Gennep)
|
commode [SGV (1914)]
III-2-1
|
23418 |
communiebank |
communiebank:
communiebaank (L164p Gennep)
|
De balustrade aan de voet van het priesterkoor, waaraan de gelovigen de communie ontvangen [communiebank?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
kŏŏmpanjie (L164p Gennep)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
21224 |
compartiment |
personenwagen:
personewage (L164p Gennep)
|
compartiment [N 102 (1998)]
III-3-1
|
32598 |
compost |
gemengd mest:
gǝmēŋt mest (L164p Gennep),
kort gerei:
kǫrt ˲gręi̯ (L164p Gennep)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
kŏŏnzĕrt (L164p Gennep)
|
concert [SGV (1914)]
III-3-2
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
kŏŏngregatie (L164p Gennep)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
23416 |
crypte |
crypte (<fr.):
crypte (L164p Gennep)
|
De ruimte, de kelder onder het priesterkoor, vroeger gebruikt als grafkelder [crypte, krocht?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32810 |
cultivator, extirpator |
cultivator:
kyltivātǝr (L164p Gennep),
køltivātǝr (L164p Gennep),
%%de volgende varianten betreffen wel een aan het Rijnland ontleende, op kulter (d) "kouter" gelijkende, verkorte vorm van kultivator (d)%%
kultǝr (L164p Gennep)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
33216 |
d. kromme riek |
aardappelenkrabber:
ɛrǝpǝlǝkraber (L164p Gennep)
|
Een riek met hetzelfde werkend deel als bij de gewone aardappelriek, maar in een hoek van 90 graden aan de steel bevestigd, om de aardappelen bijeen te schrapen, met name in de kelder, maar soms ook ook in het veld. [N 18, 64]
I-5
|