e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dameskous? vrouwluisok: vrôlliezok (Gennep) dameskous III-1-3
damesmantel mantel: ma.ntel (Gennep), maantel (Gennep), maantels (Gennep) mantel [SGV (1914)] || mantel, jas || mantels (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
damp, stoom stoom: stoom (Gennep, ... ), stōm (Gennep), wasem: vasəm (Gennep), zwaam: zwajm (Gennep) damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)] || wasem, damp III-4-4
dampen paffen: paffen (Gennep), pafə (Gennep), pàffə (Gennep) paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] || roken III-2-3
dampen, wasemen zwamen: zwajme (Gennep) wasemen III-4-4
dar dar: dar (Gennep), dornt: dǭnt (Gennep) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6
darm darm: dèrm (Gennep) darm [DC 02 (1932)] III-1-1
das das: das (Gennep  [(gekleurde haamspanen)]  ) De roodwollen versiering aan de spanen van het haam bij feestelijke gelegenheden. [N 13, 15] I-10
das, sjaal das: das (Gennep) das (doek) [SGV (1914)] III-1-3
dauw op vruchten dauw: WLD  douw (Gennep) Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)] I-7