34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lǭtǝ lōpǝ (L164p Gennep)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
23475 |
de noodklok luiden |
de brandklok luiden:
de braandklok leujt (L164p Gennep)
|
Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29526 |
de ovendeur dichtmaken |
de oven dichtzetten:
dǝn ó̜vǝ dext˲zɛtǝ (L164p Gennep)
|
De ovendeur met behulp van stenen en slechte klei dichtsmeren. Volgens de invuller uit L 163 moest dit zorgvuldig gebeuren, want valse trek was slecht voor potten. [N 49, 74c]
II-8
|
32685 |
de ploeg verstellen |
(de ploeg) verschevelen:
vǝrsxę̄vǝlǝ (L164p Gennep),
verscheffenen:
vǝrsxęfǝnǝ (L164p Gennep)
|
I-1
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ytmestǝ (L164p Gennep)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opkippen:
ǫpkipǝ (L164p Gennep)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
də stŭŭpə hebbə (L164p Gennep)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19859 |
de tafel dekken |
dekken:
dekken (L164p Gennep),
tafel dekken:
tòffel-dékkə (L164p Gennep)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
buikes:
Bol, met de bolle kant boven liggend: Mit bikkele kunde buukes en hö.ltes hèbbe (bikkel met bolle of holle kant boven).
buukes (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
buukes (L164p Gennep),
holtes:
Met de holle kant boven liggend: Hïj smeet hö.ltes.
hö.ltes (L164p Gennep),
kuiles:
Met de holle kant boven liggend: Hïj smeet kuules mit twee bikkels.
kuules (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
kuules (L164p Gennep),
s-es:
In s-vorm liggend: Zïj smeet ésses mit twee bikkels.
ésses (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
ésses (L164p Gennep),
staandes:
Rechtopstaand: Zïj smeet stôndes én twee hö.ltes mit hör bikkels.
stôndes (L164p Gennep),
Sub hi.lt.
stôndes (L164p Gennep)
|
[Een van de vier zijden van een bikkel.]
III-3-2
|
22902 |
de vier zijden van een bikkelbeentje add. |
kuiles:
Hïj smeet kuules mit twee bikkels.
kuules (L164p Gennep)
|
Met de holle kant boven liggend.
III-3-2
|