21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaardər (L164p Gennep)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22378 |
diabolo |
diabolo:
diabōlō (L164p Gennep)
|
Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ɛn dǝ sxit (L164p Gennep),
schijt:
schiĕt (L164p Gennep)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-2
|
32335 |
dichtingsmateriaal |
lijnmeel:
līnmē̜l (L164p Gennep)
|
De verschillende materialen die naast biezen en lissen worden gebruikt om kieren en naden in vaten en kuipen dicht te maken. Diverse respondenten maken melding van een papje dat van meel werd gemaakt en na droging hard werd. [N E, 54a; N E, 55]
II-12
|
21310 |
dief |
dief:
dīēf (L164p Gennep)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
dienst (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
21753 |
dienstplicht doen |
opkomen:
ópkómmə (L164p Gennep)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dīp (L164p Gennep)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
dier:
dier (L164p Gennep)
|
dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
dij:
di-je (L164p Gennep),
Boven de knie.
dij (L164p Gennep),
dik van het been:
weinig gebruikelijk: dij
dik van `t been (L164p Gennep)
|
dij [SGV (1914)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || dijen [SGV (1914)]
III-1-1
|