e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genoelselderen

Overzicht

Gevonden: 593
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een borrel drinken een drupje drinken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  drøpkə dreŋkə (Genoelselderen) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3
een ei ei: ē (Genoelselderen), ē̜ (Genoelselderen) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een kring op de grond trekken een ring op de grond trekken: trekke: e als in est  eĕne reenk oppe grond trekke (Genoelselderen) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een riek mest flok/vlok (mest): fluk (Genoelselderen), riek (mest): rik (Genoelselderen) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een verkoudheid hebben een kou hebben: ich höb ənə kā op mən bos (Genoelselderen), k hèb ne kaa ên t hat (Genoelselderen) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2
eik eik: -  ejk (Genoelselderen), eikenboom: -  e:kəbo:m (Genoelselderen) eik [ZND 20 (1936)] III-4-3
eikel eikel: -  e:kəls (Genoelselderen), e:kələ (Genoelselderen) eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
eksteroog eksteroog: eksterōg (Genoelselderen), äkstəroeg (Genoelselderen) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
emmer tob: toͅp (Genoelselderen, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
epidemie ziekte die besmettelijk is: daai zeekde es besmettelĕk (Genoelselderen) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2