33617 |
appel, algemeen |
appel:
apəl (Q173p Genoelselderen, ...
Q173p Genoelselderen,
Q173p Genoelselderen,
Q173p Genoelselderen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|
20638 |
appelbol |
kattekop:
kattekop (Q173p Genoelselderen)
|
appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelmoes:
appelmoes (Q173p Genoelselderen)
|
appelmoes [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
taartje:
toerteke (Q173p Genoelselderen)
|
een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q173p Genoelselderen)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
[ene nermband]
ermbānd (Q173p Genoelselderen)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
eĕne erme mins (Q173p Genoelselderen)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
ermoe (Q173p Genoelselderen)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21034 |
as |
assen:
asse (Q173p Genoelselderen)
|
as [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
asgoendaog (Q173p Genoelselderen),
aswoensdag:
aswunsdəch (Q173p Genoelselderen)
|
Aswoensdag. [ZND 19A (1936)]
III-3-3
|