28768 |
katoen |
katoen:
kǝtūn (L360a Gerdingen)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kēͅl (L360a Gerdingen)
|
een keel [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffen (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
19664 |
kelder |
kelder:
kalder (L360a Gerdingen)
|
kelder [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
29111 |
keren |
binnenstebuiten zetten:
benǝlstǝbūtǝn zętǝn (L360a Gerdingen),
omdraaien:
omdręjǝn (L360a Gerdingen)
|
Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
II-7
|
23214 |
kerk |
kerk:
kerk (L360a Gerdingen)
|
Een kerk. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
23298 |
kerkklok |
klok:
də kliepəl van də klok (L360a Gerdingen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
korsməs (L360a Gerdingen),
koͅrsəməs (L360a Gerdingen)
|
Kerstmis. [ZND 42 (1943)], [ZND m]
III-3-3
|
18208 |
kiel |
kegel:
kegel (L360a Gerdingen)
|
kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
20498 |
kieskauwer |
lekmuil:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
lekmoel (L360a Gerdingen),
leksnaas:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
leksmoel (L360a Gerdingen)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|